‘Als ondernemer wil je groeien.’
‘Als student wil je wonen in de stad waarin je studeert.’
‘Als kampeerder wil je genieten van rust.’
‘Als muziekliefhebber wil je altijd en overal naar je favoriete muziek luisteren.’
‘Als senior wilt u zo lang mogelijk in uw eigen huis wonen.’
In veel teksten spreekt de tekstschrijver je direct aan. Goed. Maar vaak door voor jou te denken. Met een eerste zin die jou het gevoel moet geven dat het om jou draait. Dat je begrepen wordt. Maar door voor een ander te denken, denk je vaak verkeerd. Heel veel ondernemers willen maar al te graag klein blijven. Behoorlijk wat studenten vinden een beetje reizen prima. Er zijn genoeg kampeerders die disco, vertier en vermaak willen op de camping. Muziekliefhebbers willen best wel eens helemaal niets aan hun oren. En veel ouderen willen graag hun huis uit, maar kunnen dat helemaal niet.
Persoonlijk vind ik zo’n persoonlijke openingszin heel onpersoonlijk. Ik zie juist géén inlevingsvermogen. Waar een ‘wil’ is, ben ik meestal weg.
Bedenk een andere zin. Laat de lezer denken: dát wil ik. En zeg niet: dit wil jij.
‘Maar dit wil de doelgroep nu eenmaal.’
Nee, hoor. We willen zelf bepalen wat we willen.